27 Mar 2025
blog

A slap(p) in the face – over SLAPPs en de anti-SLAPP-richtlijn

Blog

A slap(p) in the face van Greenpeace: op 20 maart 2025 oordeelde een negenkoppige jury in North Dakota dat Greenpeace een bedrag van meer dan 660 miljoen dollar aan Energy Transfer moet betalen wegens haar vermeende bemoeienis bij protesten tegen de komst van een van Energy Transfer’s pijpleidingen in North Dakota. Velen beschouwen de zaak als een schoolvoorbeeld van een SLAPP, oftewel een Strategic Lawsuit Against Public Participation (enkelvoud/meervoud: SLAPP/SLAPPs), bedoeld om Greenpeace te laten failleren.

 

De Greenpeace-zaak illustreert dat bescherming van gedaagden in SLAPPs een actueel thema is. In dit kader is de reeds aangenomen maar nog niet geïmplementeerde anti-SLAPP-richtlijn (hierna: de Richtlijn) van belang. De Richtlijn poogt gedaagden in SLAPPs beter te beschermen.

In deze blogpost beschrijf ik aan de hand van de Richtlijn wat SLAPPs zijn, en ga ik nader in op de achtergrond en inhoud van de Richtlijn.

Het fenomeen SLAPP

De term SLAPP is in de jaren ’80 bedacht door twee professoren van de University of Denver, Penelope Canan en George W. Pring. Zij brachten later, in 1996, het boek ‘SLAPPS: Getting Sued for Speaking Out’ uit. Hoewel de term dus pas enkele decennia bestaat, bestaan SLAPPs (waarschijnlijk) veel langer.

 

SLAPPs kennen verschillende verschijningsvormen – civiel-, bestuurs- en/of strafrechtelijk – en worden doorgaans door zowel private partijen als overheden(/overheidsorganisaties) ingezet tegen (onderzoeks)journalisten, klokkenluiders, wetenschappers, NGO’s of andere maatschappelijke organisaties. Volgens de Richtlijn gaat het in essentie om procedures waarin kennelijk ongegronde vorderingen worden ingesteld en/of waarin misbruik van (proces)recht wordt gemaakt. Dit type procedures wordt niet aangespannen om daadwerkelijk een recht te doen gelden of uit te oefenen, maar om ‘publieke participatie’ te voorkomen, beperken en/of bestraffen. Vaak wordt hierbij misbruik gemaakt van ongelijke machtsverhoudingen.

 

Denk bijvoorbeeld aan een vennootschap die een procedure start tegen een (kleine) activistische aandeelhouder die zich – naar de mening van de vennootschap – te veel met het (groene) reilen en zeilen van de vennootschap bemoeit. Of aan een procedure tegen een onderzoeksjournalist teneinde te voorkomen dat zij/hij een bepaalde onthulling doet.

 

Door het oneigenlijke doel vormen SLAPPs een bedreiging voor de uitoefening van fundamentele rechten, zoals het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op informatie, neergelegd in artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM).

 

De Richtlijn definieert ‘publieke participatie’ dusdanig breed dat er snel sprake van zal zijn. Dit betekent echter niet dat het in de praktijk voor een rechter makkelijk zal zijn om een SLAPP te herkennen. Integendeel. De eiser zal immers proberen de procedure zo in te richten dat er geen sprake is van een SLAPP. In het voorbeeld van de onderzoeksjournalist zal zij/hij menen dat er sprake is van een SLAPP omdat haar/zijn recht op vrijheid van meningsuiting wordt aangetast, maar de eiser zal menen dat diens recht op bescherming van de goede naam en bescherming van persoonsgegevens, zoals neergelegd in artikel 8 EVRM, door de onthulling zal worden aangetast. Dit laat meteen zien dat SLAPPs zich kunnen afspelen op het spanningsveld tussen fundamentele rechten en vrijheden, hetgeen extra complexiteit toevoegt.  

 

Teneinde de rechter beter in staat te stellen een SLAPP te herkennen, is in de Richtlijn een aantal mogelijke gezichtspunten opgenomen. Zo zal een procedure bijvoorbeeld eerder een SLAPP zijn als de aard van de vordering (gedeeltelijk) onevenredig, buitensporig of onredelijk is of als er sprake is van intimidatie, pesterijen en/of bedreigingen (zowel voor als tijdens de procedure). In aanbevelingen van de Raad van Europa staan meer mogelijke gezichtspunten.

 

De rechter zal telkens aan de hand van de omstandigheden van het geval moeten beoordelen of er sprake is van een SLAPP, waarbij de bewijslast voor de gegrondheid van de vordering in beginsel bij de eiser ligt.

 

Richtlijn – achtergrond

De Richtlijn kan worden gezien als het antwoord op het alsmaar toenemende aantal SLAPPs in de Europese Unie en het onvermogen van gedaagden om zich op basis van specifieke Europese wetgeving te verweren. Volgens cijfers van de Coalition Against SLAPPS in Europe (CASE) is het aantal SLAPPs tussen 2010 en 2022 gestegen van 4 naar respectievelijk 161, waarbij de meeste SLAPPs zich in Polen afspelen.

 

Een gebeurtenis die in dit kader niet onbenoemd mag blijven, is de moord op de Maltese onderzoeksjournalist Daphne Caruana Galizia in 2017. Zij publiceerde regelmatig over onder andere corruptie in het land. Er liepen ongeveer 47 civiele en strafrechtelijke rechtszaken tegen haar toen zij om het leven werd gebracht. Haar dood zorgde voor een extra impuls in de strijd tegen SLAPPs en leidde er bijvoorbeeld toe dat 61 NGO’s gezamenlijk een oproep voor een anti-SLAPP-richtlijn deden.

 

Op 11 november 2021 nam de Europese Raad vervolgens een resolutie aan waarin de Europese Commissie werd verzocht om – kort gezegd – met regelgeving te komen om SLAPPs tegen te gaan. De Richtlijn, die ter nagedachtenis aan Daphne Caruana Galizia ook wel ‘Daphne’s Law’ wordt genoemd, is daaruit voortgekomen.

 

Richtlijn – inhoud

De Richtlijn voorziet in procedurele waarborgen voor gedaagden in civiele SLAPPs met grensoverschrijdende gevolgen. Er is sprake van grensoverschrijdende gevolgen, tenzij beide partijen hun woon- of vestigingsplaats in dezelfde lidstaat hebben als het gerecht waarbij de zaak aanhangig is gemaakt en alle overige aanknopingspunten van de betrokken omstandigheden zich uitsluitend in die lidstaat bevinden.

 

Het gaat om – kort gezegd – de volgende drie procedurele waarborgen. Op verzoek van de gedaagde kan de rechter:

 

  1. de eiser verplichten zekerheid te stellen voor de geschatte proceskosten, waaronder kosten voor vertegenwoordiging in rechte en schadevergoedingen;
  2. kennelijk ongegronde vorderingen in een zo vroegtijdig mogelijk stadium afwijzen; en
  3. overige sancties aan de eiser opleggen om misbruik van procesrecht tegen te gaan, zoals (volledige) veroordeling in de proceskosten of andere doeltreffende, evenredige sancties waaronder bijvoorbeeld de betaling van schadevergoeding of de verplichting om de uitspraak te publiceren.

 

De Richtlijn bepaalt voorts dat dergelijke verzoeken versneld moeten worden behandeld en dat gedaagden door personen en/of organisaties en instanties moeten kunnen worden ondersteund indien daar behoefte aan is. Mede ten aanzien van dat laatste heeft de Europese Commissie ook aanbevelingen uitgebracht.

 

Erkenning en tenuitvoerlegging van in derde landen gegeven beslissingen kan volgens de richtlijn worden geweigerd indien de procedure in het derde land, naar het recht van de aangezochte lidstaat, als een SLAPP kan worden aangemerkt. Daarnaast bepaalt de Richtlijn dat, wanneer een SLAPP door een eiser uit een derde land bij een gerecht uit een derde land tegen een EU-gedaagde wordt gebracht, die EU-gedaagde voor de gerechten van diens woon- of vestigingsplaats vergoeding kan vorderen voor de schade en de kosten die in verband met de procedure voor het gerecht van het derde land zijn geleden.

 

In dit verband is relevant dat Greenpeace, nog voordat de jury in North Dakota met diens oordeel kwam, in Nederland een procedure tegen Energy Transfer is gestart als reactie op de door Energy Transfer in de VS aangespannen rechtszaak. In de Nederlandse procedure betoogt Greenpeace mede op basis van de Richtlijn dat Energy Transfer met de Amerikaanse zaak – kort gezegd – misbruik van (proces)recht maakt danwel onrechtmatig handelt als gevolg waarvan Greenpeace recht heeft op schadevergoeding (nader op te maken bij staat). Het betreft de eerste procedure waarin een beroep op de Richtlijn wordt gedaan (link naar de dagvaarding).

 

Vervolgstappen: implementatie en Greenpeace

De Richtlijn is op 6 mei 2024 in werking getreden en moet uiterlijk op 7 mei 2026 zijn geïmplementeerd. Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft hiervoor al een (inmiddels gesloten) internetconsultatie gehouden. Dit betrof een beperkt wetsvoorstel, omdat het ministerie van mening is dat het bestaande Nederlandse recht grotendeels in lijn is met de Richtlijn. Een uitzondering hierop vormt de bepaling uit de Richtlijn over zekerheidstelling voor geschatte proceskosten en schadevergoeding(en). Ter implementatie daarvan wordt voorgesteld een nieuw artikel 224a aan Rv toe te voegen en de artikelen 353 en 414 Rv aan te passen.

 

De reacties op de internetconsultatie zijn door het ministerie meegenomen in een nieuwe versie van de memorie van toelichting en het wetsvoorstel is inmiddels voor advies naar de Raad van State gestuurd. De volgende stap in de implementatie hangt dus af van dat advies.

 

Daarnaast blijft het interessant om de procedures tussen Greenpeace en Energy Transfer in de VS en Nederland te volgen. Daarbij is met name de verhouding tussen beide procedures van belang. Greenpeace heeft reeds aangegeven in hoger beroep te gaan tegen het juryoordeel. In de Nederlandse procedure moet Energy Transfer uiterlijk op 2 juli 2025 formeel verschijnen.

Keywords

Anti-SLAPP-Directive
EnergyTransfer
Greenpeace
SLAPP

Auteur(s)

Boudewijn Renshof

Is advocaat bij Freshfields LLP

LinkedIn