
De EU-Verordening ontbossingsvrije producten ontleed
1. Inleiding
Het streven van de Europese Unie (EU) is om ontbossing en bosdegradatie tegen te gaan, gelet op de schadelijke consequenties hiervan.[2] De EU beoogt met (onder meer) de recente Verordening (EU) 2023/1115 van 31 mei 2023, betreffende het op de markt van de EU aanbieden en de uitvoer uit de EU van bepaalde grondstoffen en producten die met ontbossing en bosdegradatie verband houden (Verordening), dat streven invulling te geven. In dit artikel onderzoek ik de kernbepalingen van de Verordening en wat het maatschappelijk belang is om ontbossing en bosdegradatie tegen te gaan. Ook behandel ik, mede ter vergelijking met de Verordening, de vormgeving van de voorganger van de Verordening, de EU-Houtverordening. Ik sluit af met beantwoording van de vraag of de Verordening ten aanzien van het tegengaan van ontbossing en bosdegradatie een verbetering is vergeleken met de EU-Houtverordening.
2. Een kort historisch overzicht van de EU-ontwikkelingen
Het bereiken van duurzaam bosbeheer en het tegengaan van ontbossing is een van de doelen van de Sustainable Development Goals.[3] Het betreft een complexe aangelegenheid omdat de maatschappelijke omstandigheden[4] in veel van de landen waar het hout van afkomstig is, uitdagend zijn. Bovendien vindt de invoer naar de EU nogal eens plaats met behulp van gecompliceerde handelsketens, waarbij transparantie over de herkomst van het hout te wensen over laat of onzeker is.[5]
De afgelopen twintig jaar is het beleid dat is ingezet tegen ontbossing en bosdegradatie weinig effectief geweest. Ik noem het EU-actieplan Forest Law Enforcement, Governance and Trade (FLEGT)[6] uit 2003 en de FLEGT-Verordening uit 2005.[7] Hiermee werd ingezet op het sluiten van verdragen met de belangrijkste houtproducerende landen om illegale ontbossing tegen te gaan. Als landen aantoonbaar een werkend controlesysteem hadden, zou hun hout vrij naar de EU kunnen worden geëxporteerd. De FLEGT-verordening, in werking getreden op 30 december 2005, behelst een vergunningensysteem voor invoer en uitvoer van legaal hout. De FLEGT-vergunningen gelden alleen voor houtproducten afkomstig uit landen waarmee de EU een vrijwillige partnerschapsovereenkomst (VPA) heeft gesloten. Er zijn VPA’s gesloten met Ghana, Congo-Brazzaville, Liberia, Indonesië, Centraal-Afrikaanse Republiek en Kameroen. Van deze afspraken is alleen die met Indonesië, dat slechts een klein deel van de totale EU-houtinvoer verzorgt, nu werkzaam. Met andere landen is tot nu toe zonder succes onderhandeld. Door die landen is namelijk nog niet aan de voorwaarden in de overeenkomst voldaan.[8]
Een volgende relevante ontwikkeling was de EU-Houtverordening.[9] Deze verordening had als oogmerk om het op de EU-markt invoeren van illegaal gekapt hout en houtproducten te bestrijden. Uit evaluatie blijkt dat het resultaat tegenvalt.[10] Zo werd genoemd dat de controle en handhaving te wensen over liet en de sancties te laag waren. De afwezigheid van een formele rol van consumenten en NGO’s helpt ook niet, omdat deze stakeholders daardoor mogelijk geen of minder opties hebben om actie te kunnen ondernemen. Het zorgplichtsysteem (due diligence-systeem) dat de EU-Houtverordening voorschreef, bleek bovendien (administratief) ingewikkeld voor de handelaren en handhavers. De bedoeling is dat met de Verordening vooruitgang wordt bereikt. In de paragrafen vier, vijf en zes ga ik hier uitgebreider op in. In de volgende paragraaf, paragraaf drie, duid ik eerst wat nu precies het maatschappelijk belang is om ontbossing en bosdegradatie tegen te gaan.
3. Het maatschappelijk belang om ontbossing en bosdegradatie tegen te gaan
Waarom is het maatschappelijk van belang om ontbossing en bosdegradatie tegen te gaan?[11] Kort samengevat, bossen bieden een grote verscheidenheid aan ecologische, economische en sociale voordelen. Zo houden bossen ecosysteemfuncties in stand, beschermen het klimaatsysteem, zorgen voor schone lucht en spelen een cruciale rol bij de zuivering van water en bodems alsook bij waterretentie en het aanvullen van watervoerende lagen.[12] Grote bosgebieden werken als vochtvoorziening en helpen verwoestijning van continentale regio’s te voorkomen. Bovendien bieden bossen bestaansmiddelen en inkomsten aan ongeveer een derde van de wereldbevolking. De vernietiging van bossen heeft ernstige gevolgen voor het levensonderhoud van de kwetsbaarste bevolkingsgroepen, waaronder inheemse volkeren en lokale gemeenschappen, die in grote mate afhankelijk zijn van bosecosystemen.[13] Ook worden door ontbossing en bosdegradatie essentiële koolstofputten kleiner.[14] Voorts verhoogt ontbossing en bosdegradatie de kans op contacten tussen wilde dieren, vee en mensen, met als gevolg een groter risico op de verspreiding van nieuwe ziekten en een hoger risico op nieuwe epidemieën en pandemieën.[15] Verder leiden ontbossing en bosdegradatie tot een toename van broeikasgasemissies door de bosbranden die ermee gepaard (kunnen) gaan.[16] Ik noem ook nog een andere complicerende factor, namelijk dat de opbrengst van ontbossing meer dan eens ingezet wordt voor de financiering van gewapende conflicten. Dit maakt ook dat bepaalde partijen niet genegen zullen zijn om ontbossing te stoppen of te verminderen.[17]
Ontbossing en bosdegradatie dragen bij aan 11 % van de globale broeikasgasemissies.[18] De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) schatte in dat tussen 1990 en 2020 wereldwijd 420 miljoen hectare bos - ongeveer 10 % van de overblijvende bossen in de wereld, gelijk aan een gebied groter dan de Europese Unie - verloren is gegaan.[19] Ontbossing en bosdegradatie zijn belangrijke aanjagers van de opwarming van de aarde en het biodiversiteitsverlies. [20] Dit zijn de twee belangrijkste hedendaagse milieuproblemen.[21] Niettemin verdwijnt nog steeds jaarlijks wereldwijd tien miljoen hectare bos.[22] Het verbruiken en gebruiken van (de grondstof) hout in de EU is, zo wordt geschat,[23] een belangrijke aanjager van ontbossing en bosdegradatie wereldwijd. Uit de effectbeoordeling van de Verordening volgt dat het verbruik en de productie in de EU van alleen al de grondstoffen runderen, cacao, koffie, oliepalm, soja en hout zonder passende maatregelen de ontbossing tot 2030 zal doen toenemen tot ongeveer 248.000 hectare per jaar.[24] Belangrijk is ook dat meer dan de helft van het mondiale bruto binnenlands product afhankelijk is van de natuur, waaronder bossen, en de diensten die zij oplevert. Drie belangrijke economische sectoren, de bouw, landbouw, levensmiddelen en dranken, zijn allemaal sterk afhankelijk van de natuur. En meer dan vijfenzeventig procent van de soorten voedselgewassen in de wereld is afhankelijk van bestuiving door dieren.[25] De EU is, zo wordt geschat, verantwoordelijk voor minstens tien procent van de wereldwijde ontbossing.[26] Binnen de EU is Nederland koploper.[27] Tot zo ver de feiten waarom ontbossing en bosdegradatie tegengegaan moet worden
4. De EU-Houtverordening
4.1 Doel EU-Houtverordening
Het doel van de EU-Houtverordening is het verbieden van het op de interne markt brengen van illegaal gekapt hout of producten van dergelijk hout. De EU beoogde specifieke maatregelen te nemen zoals maatregelen die trachten het gedrag van de marktdeelnemers te beïnvloeden. De EU-Houtverordening kent daartoe verbodsbepalingen en legt verplichtingen op aan importeurs van en handelaren in hout en houtproducten om tegen te gaan dat illegaal gekapt hout op de Europese markt komt.[28] Illegaal hout is hout dat is gekapt in strijd met de toepasselijke wetgeving van het land waar het hout vandaan komt.[29] Dit is niet hetzelfde als duurzaam (geproduceerd) hout waar de opvolger van de EU-Houtverordening, de Verordening zich op richt. Duurzaam hout houdt in dat het bos ‘in leven gelaten wordt’, opdat er blijvend geoogst kan worden door bijvoorbeeld herplanting en het ongemoeid laten van bossen met grote natuur- of cultuurwaarde.[30] Hout dat onder de FLEGT-verordening of CITES[31] binnen de EU is gebracht werd onder de EU-Houtverordening in elk geval als legaal beschouwd. Anders dan CITES dat alleen van toepassing is op bepaalde boomsoorten en de FLEGT-verordening die alleen op hout uit landen ziet waarmee een VPA is overeengekomen die van kracht is geworden, gold de EU-Houtverordening voor alle landen waar hout of houtproducten vandaan komen. Een ander verschil is dat de EU-Houtverordening de vraagkant poogde te reguleren, terwijl CITES en de FLEGT-verordening zich op de aanbodkant richten.
4.2 Marktdeelnemers en handelaren en zorgvuldigheidseisen
De EU-Houtverordening maakt een onderscheid tussen marktdeelnemers en handelaren. Marktdeelnemers zijn de natuurlijke personen of rechtspersonen die hout of houtproducten voor het eerst op de Europese markt brengen.[32] Handelaren zijn personen die hout(producten) op de markt verhandelen.[33] Voor de handelaren geldt de eis van de verplichte traceerbaarheid.[34] Zij dienen ten aanzien van de gehele distributieketen te kunnen duiden van wie zij het hout of de houtproducten geleverd hebben gekregen en aan wie zij het geleverd hebben. Het is aan de marktdeelnemer om aan te tonen dat documenten bij een bepaalde partij hout behoren.[35] De documenten waar dat uit blijkt moeten ten minste vijf jaar bewaard worden.[36] Voor marktdeelnemers gelden drie verplichtingen.[37] Ten eerste het naleven van het verbod om illegaal gekapt hout op de markt te brengen. Ten tweede dient de marktdeelnemer te voldoen aan zorgvuldigheidsvereisten om het risico dat het hout illegaal gekapt is in beeld te brengen, en dit risico zo veel mogelijk te voorkomen of te beperken. Ten derde gaat het om het organiseren van toezicht op en de monitoring en evaluatie van dit stelsel van zorgvuldigheidseisen. Dit kan de marktdeelnemer of zelf doen of uitbesteden aan een toezichthoudende organisatie.[38]
De zorgvuldigheidseisen opgenomen in de EU-Houtverordening behelzen onder andere procedures om de herkomst en kenmerken van het hout en de houtproducten te kunnen traceren en risico’s op illegaal hout (via supply chain) te kunnen analyseren en inschatten.[39] Het gaat daarbij om informatie over de partij hout en houtproducten van de marktdeelnemer die op de markt worden gebracht, waaronder de handelsnaam en het type product alsmede de gebruikelijke benaming van de boomsoort. En voorts de volledige wetenschappelijke benaming van de boomsoort, het land waar het hout is gekapt en, indien van toepassing het subnationale gebied waar het hout is gekapt alsmede de kapconcessie.[40] Ook omvat de vereiste informatie de naam en het adres van de persoon die het hout aan de marktdeelnemer heeft geleverd, de naam en het adres van de handelaar aan wie het hout of de producten daarvan zijn geleverd, evenals documenten of andere informatie waaruit blijkt dat het hout of de houtproducten in overeenstemming met de toepasselijke nationale wetgeving zijn gekapt.[41]
Voorts ziet het op risicobeoordelingsprocedures die de marktdeelnemer in staat stellen om het risico dat illegaal gekapt hout of houtproducten van dergelijk hout op de markt worden gebracht, te analyseren en in te schatten. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met de verzekering van de naleving van de geldende wetgeving, prevalentie van illegale kap van specifieke boomsoorten, prevalentie van illegale kap of praktijken in het land en/of het subnationale gebied waar het hout gekapt is, inclusief de inachtneming van de prevalentie van gewapende conflicten, en sancties op de in- of uitvoer van hout, opgelegd door de Veiligheidsraad van de VN of de Raad van Europa.[42] Daarnaast is een risicobeperkingsprocedure vereist.[43] In voorkomend geval kan dit ingevuld worden door het verlangen van bijkomende informatie of bescheiden en/of door het verlangen van controles door derden. Deze risicobeperkingsprocedure geldt niet als het onderkende risico verwaarloosbaar is.[44]
4.3 Toezicht
De EU-Houtverordening kent twee typen van toezicht. Ten eerste door de toezichthoudende organisaties en ten tweede door de bevoegde autoriteiten.[45] Toezichthoudende organisaties zijn private organisaties waaraan de marktdeelnemers het opzetten en beheren van een stelsel van zorgvuldigheidseisen kunnen uitbesteden.[46] Deze organisaties dienen aan een aantal eisen te voldoen en dienen erkend te worden door de Europese Commissie. De eisen zijn uitgewerkt in Verordening (EU) nr. 363/2012 van 23 februari 2012. Onder meer betreft het expertisevereisten, benodigde capaciteitseisen en voorschriften die zien op afwezigheid van belangenconflicten.
De bevoegde autoriteiten voeren op gezette tijden controles uit om na te gaan of de toezichthoudende organisaties die binnen het rechtsgebied van de bevoegde autoriteiten werkzaam zijn, hun taken vervullen en de voor hun geldende eisen naleven.[47] Controles mogen ook worden uitgevoerd wanneer de bevoegde autoriteit beschikt over relevante informatie die wijzen op niet naleving, zoals concrete aanwijzingen van derden, of wanneer de toezichthoudende organisatie heeft geconstateerd dat marktdeelnemers tekortschieten bij de tenuitvoerlegging van het door een toezichthoudende organisatie ingevoerde stelsel van zorgvuldigheidseisen.[48] Voor Nederland is de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) aangewezen als bevoegde autoriteit.[49] Worden er tekortkomingen vastgesteld, dan kan de marktdeelnemer verplicht worden om maatregelen te nemen. Ook kan de NVWA zelf maatregelen nemen, zoals inbeslagname van (het) illegale hout(producten) en het opleggen van een verbod om hout(producten) te verhandelen.[50] Indien blijkt dat de toezichthoudende organisatie de eisen niet naleeft, dient de bevoegde autoriteit dit bovendien te melden aan de Europese Commissie.[51] Dit kan ertoe leiden dat de erkenning van de toezichthoudende organisatie wordt ingetrokken. De NVWA is op basis van de EU-Houtverordening niet verplicht handelaren te controleren.
4.4 Jurisprudentie
Er is inmiddels enige jurisprudentie over de toepassing van de EU-Houtverordening.[52] Uit de rechtspraak blijkt onder meer dat het overleggen van officiële vergunningen als onvoldoende bewijs geldt voor landen die door corruptie worden geteisterd.[53] Het betrof onder meer vergunningen afgegeven door het staatsbedrijf dat als enige hout voor exportdoeleinden mag verkopen. Dit bewijs omtrent de legale herkomst van het hout werd als onvoldoende beoordeeld door de Zweedse bevoegde autoriteit, omdat niet voldaan werd aan alle zorgvuldigheidsvereisten van de EU-Houtverordening. De documenten over de toeleveringsketen waren ontoereikend. Om te voldoen aan de vereisten van de EU- Houtverordening dient door de marktdeelnemer namelijk de gehele toeleveringsketen inzichtelijk te worden gemaakt.
De rechter in Nederland oordeelde dat het bij de invoer van illegaal gekapt hout niet kan blijven bij het uitdelen van alleen waarschuwingen door de toezichthoudende organisatie[54] Het blijkt bovendien dat milieugroeperingen en andere lokale of internationale non-gouvernementele organisaties een belangrijke rol spelen in de opsporings- en handhavingspraktijk.[55] Deze organisaties verrichten in bepaalde zaken het werk dat de aandacht (mede) vestigde op mogelijk illegaal hout en droegen bij aan het verkrijgen van relevante informatie.[56] Voorts blijkt uit de jurisprudentie dat de rechtbank Amsterdam een onderneming en twee feitelijk leidinggevers heeft veroordeeld voor het overtreden van zorgvuldigheidseisen bij het importeren van hout uit Myanmar.[57] Ik citeer hieronder de relevante overwegingen (rechtbank Amsterdam van 12 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7435) in een van deze zaken:
“Ten aanzien van artikel 6 lid 1 onder c Houtverordening mitigerende maatregelen
De rechtbank is echter van oordeel dat het door [naam 1] gehanteerde zorgvuldigheidsstelsel zowel op zichzelf als in samenhang met het aanvullende onderzoek van Double Helix, onvoldoende is om het risico op het op de markt brengen van illegaal gekapt hout effectief te mitigeren. Daarvoor is het volgende redengevend. Voor elke in de tenlastelegging genoemde zending is een delivery order, een certified letter en een legality letter beschikbaar. Double Helix heeft, zoals overwogen, deze documenten inhoudelijk gecontroleerd op onder andere consistentie. Ander onderzoek dan documentenonderzoek vindt in het verificatiesysteem van Double Helix niet plaats. De verdediging heeft in zijn algemeenheid wel naar voren gebracht dat kan worden herleid van welke stronk in het bos de geleverde stam (en na het zagen zelfs de plank) afkomstig is. Dit zou kunnen op basis van merktekens en/of hamermerken. Dat dit ook daadwerkelijk gebeurd is voor de in de tenlastelegging genoemde zendingen teakhout, blijkt echter niet uit het dossier en is ook niet door de verdediging aangevoerd, laat staan aannemelijk gemaakt. (…)
De verdediging heeft daarnaast gesteld dat met betrekking tot deze zending fysiek stamonderzoek heeft plaatsgevonden in het bos. Ook [naam 2] van Double Helix verklaart dit in zijn verhoor bij de rechter-commissaris. Uit het rapport betreffende het aanvullend bosonderzoek blijkt naar het oordeel van de rechtbank echter niet van meer dan alleen documentenonderzoek. (….)
Van belang is dat de documentatie gekoppeld kan worden aan de betreffende stronk en de stronk aan het daadwerkelijk geleverde hout (stam of plank). Dit is niet mogelijk op basis van louter de overgelegde documenten. De (visuele) registratie van merktekens of hamermerken op zowel de stronk in het bos als de geleverde stammen en planken ontbreekt. Ook resultaten van andere fysieke onderzoeken naar het hout ontbreken. Omdat de documentatie niet aan de stronk en niet aan de geleverde stammen en planken gekoppeld kan worden, oordeelt de rechtbank dat de chain of custody niet compleet is. Het risico dat het geleverde hout illegaal gekapt is, wordt daarom niet effectief gemitigeerd door middel van het door [naam 1] gehanteerde zorgvuldigheidsstelsel. (…)
De verdediging heeft voorts naar voren gebracht dat alle maatregelen genomen zijn die in redelijkheid mochten worden verwacht in het licht van de Houtverordening. Daarnaast zouden de risico’s op het op de markt brengen van illegaal gekapt hout enkel zoveel als doenlijk behoeven te worden geminimaliseerd. De Houtverordening kan naar het oordeel van de rechtbank niet zo worden uitgelegd dat hout op de markt mag worden gebracht wanneer redelijke maatregelen genomen zijn, ook wanneer het risico op illegaal gekapt hout hierdoor niet effectief is gemitigeerd.”
4.5 Evaluatie
Uit de evaluatie van de EU-Houtverordening blijkt dat het doel van de verordening in zijn algemeenheid steun verdient.[58] Maar er zijn de nodige zorgpunten. Zo lijken de door de lidstaten aan te wijzen bevoegde autoriteiten onvoldoende capaciteit te hebben om de EU-Houtverordening goed te handhaven. Steun voor dit punt is dat naar aanleiding van het eierschandaal in Nederland, waarbij de NVWA verwijten zijn gemaakt door een voormalige minister en voormalige staatssecretaris van Landbouw, de jarenlange bezuinigingen op de NVWA werden aangehaald als oorzaak.[59] Uit de evaluatie van de EU-Houtverordening volgt ook dat het aantal controles per lidstaat grote verschillen laat zien. Dat komt mogelijk ook door het toepassen van verschillende criteria die in de praktijk worden gehanteerd. Bovendien wordt de EU-Houtverordening in de praktijk niet uniform door alle bevoegde autoriteiten ingevuld. Verder zijn de gehanteerde sancties in de praktijk verschillend qua aard en hoogte. Ook is de reikwijdte van de EU-Houtverordening te beperkt. Ontbossing wordt namelijk vooral veroorzaakt door de groeiende vraag naar producten zoals vlees en soja die niet onder de EU-Houtverordening vallen.[60] De eindconclusie luidde dat de doeleinden die met de EU-Houtverordening worden nagestreefd, bereikt kunnen worden, maar dat er nog het nodige moet gebeuren om dat te bewerkstelligen. Is er met de EU-Verordening ontbossingsvrije producten, die op 1 januari 2026 in werking[61] treedt en waarmee de EU-Houtverordening komt te vervallen, sprake van een verbetering.
5. De EU-Verordening ontbossingsvrije producten
5.1 Doel en reikwijdte
In deze paragraaf beschrijf ik nu de belangrijkste elementen en bepalingen van de EU-Verordening ontbossingsvrije producten. Het doel van de Verordening is om ontbossing en bosdegradatie als gevolg van consumptie en productie in de EU te minimaliseren, en voorts om broeikasgasemissies en biodiversiteitsverlies te verminderen.[62] De EU is blijkens de preambule overweging 19:
“vastbesloten om wereldwijd een ambitieus milieu- en klimaatbeleid te bevorderen en uit te voeren, overeenkomstig het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name artikel 37, dat bepaalt dat een hoog niveau van milieubescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu in het beleid van de Unie moeten worden geïntegreerd en worden gewaarborgd overeenkomstig het beginsel van duurzame ontwikkeling. Als onderdeel van de externe dimensie van de Europese Green Deal moet bij maatregelen in het kader van deze verordening rekening worden gehouden met het belang van bestaande mondiale overeenkomsten, toezeggingen en kaders die bijdragen tot de vermindering van ontbossing en bosdegradatie (…).”
Ook wordt in de preambule, overweging 27 en 28, genoemd:
“(27) Deze verordening moet een aanvulling vormen op andere maatregelen die in de mededeling over Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren worden voorgesteld, met name samenwerken met producerende landen om de dieperliggende oorzaken van ontbossing aan te pakken, zoals gebrekkige governance, ondoeltreffende wetshandhaving en corruptie, en versterken van internationale samenwerking met belangrijke consumerende landen door onder meer de handel in ontbossingsvrije producten aan te moedigen, en vaststelling van soortgelijke maatregelen, om te voorkomen dat producten afkomstig van toeleveringsketens die met ontbossing en bosdegradatie verband houden, in de handel worden gebracht.
(28) Deze verordening moet rekening houden met het beginsel van beleidscoherentie voor ontwikkeling en dient om de samenwerking met ontwikkelingslanden, in het bijzonder met de minst ontwikkelde landen (MOL’s), te bevorderen en te vergemakkelijken, onder meer door waar mogelijk en relevant technische en financiële bijstand te verlenen.”
De Verordening bevat daartoe voorschriften voor het in de handel brengen, aanbieden en exporteren van bepaalde grondstoffen en producten. Dit zijn: runderen, cacao, koffie, palmolie, soja, rubber en hout en producten daarvan. Deze gelden als de belangrijkste veroorzakers van ontbossing en aantasting van bos en mogen alleen in de handel worden gebracht of worden uitgevoerd door een markdeelnemer of handelaar als zij i) ontbossingsvrij zijn, ii) zijn geproduceerd overeenkomstig de relevante wetgeving van het land van productie, en iii) vergezeld gaan van een zorgvuldigheidsverklaring.[63] Van ontbossing is sprake als bos naar landbouwgebruik wordt omgezet. De Verordening richt zich daarmee op het toestaan van (het in de handel brengen, aanbieden en exporteren) van duurzaam (geproduceerd) hout. Ik noem voorts nog dat de zorgvuldigheidsverklaring ter beschikking moet worden gesteld aan de bevoegde autoriteit door de marktdeelnemer. Hierdoor neemt de marktdeelnemer de verantwoordelijkheid op zich dat het relevante product voldoet aan de Verordening.
5.2 Zorgvuldigheidseisen: drie stappen
Marktdeelnemers en niet-MKB-handelaren[64] dienen op grond van de Verordening zorgvuldigheid te betrachten ten aanzien van de grondstoffen en producten waar de Verordening op ziet. Deze zorgvuldigheid omvat drie stappen. Dit zijn: i) het verzamelen van de hierna onder eerste stap genoemde informatie, ii) het uitvoeren van een risicobeoordeling op basis van de verzamelde informatie en iii) het vaststellen van maatregelen om eventuele risico’s betreffende conformiteit van de relevante producten tot nul of een verwaarloosbaar niveau te herleiden. Deze stappen wordt aangeduid als het ‘stelsel van zorgvuldigheid’ en dienen jaarlijks door de marktdeelnemer te worden geëvalueerd. Daarnaast moeten bedrijven, met uitzondering van MKB-bedrijven, jaarlijks een verslag uitbrengen over hun stelsel van zorgvuldigheid door online publicatie.
Eerste stap
Met betrekking tot de eerste stap dienen marktdeelnemers onder andere de volgende informatie te verzamelen over elk relevant product: i) een beschrijving van de handelsnaam en het type van de relevante producten; ii) de hoeveelheid van de relevante producten; iii) het land van productie; iv) de geolocatie van alle percelen waar de relevante grondstoffen zijn geproduceerd en de productiedata; v) de naam, het postadres en e-mailadres van de leveranciers van de relevante producten; vi) de naam, het postadres en e-mailadres van de afnemers van de relevante producten; vii) toereikend afdoende en verifieerbare informatie waaruit blijkt dat de relevante producten ontbossingsvrij zijn; en viii) toereikend afdoende en verifieerbare informatie waaruit blijkt dat de relevante grondstoffen zijn geproduceerd in overeenstemming met de desbetreffende wetgeving van het land van productie. Kan hier voor een product niet aan voldaan worden, dan mogen marktdeelnemers de producten niet in de handel brengen.
Tweede stap
De tweede stap vereist van bedrijven dat zij op basis van de verzamelde informatie een risicobeoordeling uitvoeren om na te gaan of er een risico bestaat dat de relevante producten die bestemd zijn om in de handel te worden gebracht of te worden uitgevoerd, verboden zijn op basis van art. 3 van de Verordening. Als er geen of een verwaarloosbaar risico bestaat, mogen de producten in de handel worden geïmporteerd of uitgevoerd. Bij de risicobeoordeling moet met een aantal aandachtspunten rekening worden gehouden. Deze zien onder meer op de prevalentie van ontbossing in het land van productie, de aanwezigheid van inheemse volkeren, en conclusies van de vergaderingen van deskundigengroepen van de Europese Commissie. Deze risicobeoordelingen moeten ten minste jaarlijks vastgelegd worden en geëvalueerd.
Een door de Europese Commissie beheerd landenbenchmarkingsysteem zal landen en gebieden categoriseren in een laag, standaard of hoog risico van het produceren van de relevante grondstoffen en producten. Afhankelijk van het toegekende risiconiveau variëren de voorwaarden waar het gepaste zorgvuldigheidsproces aan moet voldoen. Bij het indelen van landen wordt meegenomen of er afspraken bestaan tussen het betrokken land en de EU (-lidstaten) om ontbossing en bosdegradatie aan te pakken. Dit zou ook kunnen helpen om dergelijke afspraken te maken.[65] Het Europees Parlement heeft inmiddels voorgesteld dat er nog een ‘no-risk' categorie aan het verbodsartikel wordt toegevoegd. Grondstoffen of producten of delen daarvan uit een ‘no risk’ land moeten in overeenstemming zijn geproduceerd met de wetgeving van dat land en de andere eisen zouden dan niet gelden. In 2025 zal naar verwachting duidelijk worden of deze aanpassing er gaat komen en daarmee of hier politiek voldoende steun voor is.
Derde stap
Als er een risico bestaat dat de relevante producten niet voldoen, moeten marktdeelnemers op basis van stap drie risicobeperkende procedures vaststellen en maatregelen nemen. Dit kan zien op het eisen van aanvullende informatie, het uitvoeren van onafhankelijke onderzoeken of het bieden van steun aan (kleine) landbouwbedrijven om de eisen uit de Verordening na te kunnen leven. De bevoegde autoriteit, in Nederland de NVWA, moeten met regelmatige tussenpozen controles uitvoeren op de marktdeelnemers en handelaren om na te gaan of zij daadwerkelijk aan de verplichtingen vastgelegd in de Verordening voldoen. De bevoegde autoriteiten moeten daarbij een op risico gebaseerde aanpak hanteren om te bepalen welke controles moeten worden verricht. Voor de vaststelling van risicocriteria moet rekening worden gehouden met het aan de relevante grondstoffen verbonden risico op ontbossing in het land van productie, de mate waarin marktdeelnemers en handelaren in het verleden deze verplichtingen niet hebben nageleefd en met alle andere relevante informatie waarover de bevoegde autoriteiten beschikken. Indien uit de risicoanalyse van de zorgvuldigheidsverklaringen blijkt dat er een hoog risico bestaat dat specifieke relevante producten niet conform zijn, moeten de bevoegde autoriteiten onmiddellijke voorlopige maatregelen kunnen nemen om te voorkomen dat die producten in de handel worden gebracht, op de markt worden aangeboden of worden uitgevoerd.
5.3 Bevoegdheden voor stakeholders
Vastgelegd als regel in de Verordening is dat natuurlijke of rechtspersonen bij de bevoegde autoriteiten concrete aanwijzingen kunnen indienen wanneer zij van oordeel zijn dat een of meer marktdeelnemers of handelaren de Verordening niet naleven. De bevoegde autoriteiten dienen dan onverwijld, zorgvuldig en onpartijdig deze concrete aanwijzingen te beoordelen, en of de claims gegrond zijn, en dan de nodige stappen te nemen, waaronder het uitvoeren van controles en het houden van hoorzittingen.[66] Bovendien heeft iedere natuurlijke of rechtspersoon die voldoende belang heeft, zoals bepaald overeenkomstig de bestaande nationale rechtsmiddelenstelsels, toegang tot administratieve en rechterlijke procedures ter toetsing van de besluiten, het handelen of het verzuim van de krachtens de Verordening bevoegde autoriteiten.[67]
5.4 Implementatie in Nederland
Om een juiste uitvoering te kunnen garanderen werd een aanvullende wetswijziging in de Nederlandse regelgeving noodzakelijk geacht door de Nederlandse overheid. De implementatie ziet op sanctionering, aanwijzing van met de uitvoering van de Verordening belaste instanties en het aanpassen van met de Verordening strijdige regelgeving die al gold. Dit geschiedt door de Wet van 17 juli 2024 tot wijziging Omgevingswet en enige andere wetten (Wet uitvoering verordening ontbossingsvrije grondstoffen en producten), welke wet op 9 juli 2024 in de Eerste Kamer is aangenomen en inmiddels in het Staatsblad is gepubliceerd.[68] Het wachten is nog op de publicatie inwerkingtreding in het Staatsblad. Onder meer wordt art. 18.16a Omgevingswet gewijzigd. Dit artikel ziet op bestuurlijke maatregelen die de Minister voor (toen nog) Natuur en Stikstof kan treffen. De post viel onder het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en die minister zal hier nu over gaan.
Maatregelen die getroffen kunnen worden zijn onder andere i) het als voorlopige maatregel onmiddellijk opschorten van het in de handel brengen, op de markt aanbieden of het buiten het grondgebied van Nederland brengen van ontbossingsvrije grondstoffen en producten, ii) een verbod op het uitoefenen van het vereenvoudigde stelsel van zorgvuldigheidseisen, bedoeld in art. 13 Verordening in geval van een ernstige inbreuk of herhaalde inbreuken, iii) het opleggen van een plicht tot het corrigeren van formele non-conformiteit met de Verordening, iv) het opleggen van een plicht tot het voorkomen door de marktdeelnemer of handelaar dat ontbossingsvrije grondstoffen en producten in de handel worden gebracht, worden aangeboden of buiten het grondgebied van Nederland worden gebracht, v) het opleggen van een plicht tot het onmiddellijk uit de handel nemen of terugroepen van ontbossingsvrije grondstoffen en producten door de marktdeelnemer of handelaar, vi) tijdelijke uitsluiting gedurende ten hoogste 12 maanden van aanbestedingsprocedures of van subsidieverstrekking op grond van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, en vii) een tijdelijk verbod op het verhandelen van ontbossingsvrije grondstoffen en producten ingeval van een ernstige inbreuk of herhaalde inbreuken.
6. Enkele bespiegelingen over de Verordening
Is er met de Verordening sprake van een positieve ontwikkeling? Mijns inziens is dat het geval. Zo is positief te noemen in vergelijking met de EU-Houtverordening dat de Verordening een veel ruimere reikwijdte kent. De EU-Houtverordening ziet alleen op het tegengaan van de invoer en het in de distributieketen hebben van illegaal gekapt hout en houtproducten binnen de EU. De Verordening ziet op het in de EU in de handel brengen en het op de markt aanbieden, alsmede de uitvoer van producten en grondstoffen die runderen, cacao, koffie, oliepalm, rubber, soja of hout bevatten of daarmee zijn gevoederd of vervaardigd en eist dat deze ontbossingsvrij zijn, legaal en vergezeld gaan van een zorgvuldigheidsverklaring. De Verordening richt zich daarmee bovendien op het toestaan van duurzaam (geproduceerd) hout en niet slechts op het tegengaan van illegaal gekapt hout. Gelet op het streven om de bijdrage van de EU aan ontbossing en bosdegradatie wereldwijd tot een minimum te beperken, en aldus bij te dragen tot een vermindering van wereldwijde ontbossing alsmede om de bijdrage van de EU aan broeikasgasemissies en het wereldwijde biodiversiteitsverlies te verminderen, is dat een positieve ontwikkeling. Wel is het goed om het door de Europese Commissie op te zetten landenbenchmarkingsysteem zorgvuldig en in overleg met de relevante stakeholders vorm te geven. Daarbij zou ook meegenomen dienen te worden het voorkomen van onnodige additionele administratieve lasten voor marktdeelnemers en handelaren. Het aanbieden van een loket waar zij terecht kunnen met praktische vragen die dan in principe spoedig worden beantwoord zou daarbij kunnen helpen.
Daarnaast zijn de regels over controles verduidelijkt en verbeterd en zijn de mogelijk op te leggen sancties herzien en uitgebreid. Zo is op basis van de Verordening voor een rechtspersoon het maximumbedrag van een boete in elk geval vier procent van de totale jaaromzet in de EU in het voorafgaande boekjaar.[69] Voorts kan het maximumbedrag worden verhoogd opdat de boete meer bedraagt dan het potentiële economische voordeel. Ook noem ik dat lidstaten definitief geworden oordelen tegen rechtspersonen over inbreuken en sancties aan de Europese Commissie dienen te melden. De Europese Commissie maakt dit dan vervolgens openbaar.[70] Naast ‘naming en shaming’ kan dit ook een nuttige preventieve werking hebben. Eveneens positief is de verduidelijking van toegang tot de rechter.[71] Hierdoor heeft iedere natuurlijke of rechtspersoon die volgens de rechter voldoende belang heeft, toegang tot administratieve en rechterlijke procedures ter toetsing van de besluiten, het handelen of het verzuim van de bevoegde autoriteit.
Is het daarmee dan nu goed geregeld? Van belang is mijns inziens dat in zijn algemeenheid beseft moet worden dat het bewerkstelligen van regelgeving alleen niet voldoende is om structurele illegale ontbossing tegen te gaan. Adequate uitvoering en handhaving is eveneens van groot belang. Een bekend en belangrijk knelpunt is de corruptie die in veel belangrijke hout-producerende landen aanwezig is. Dat kan samenhangen met de belangen van de heersende elite en/of overheidsfunctionarissen. Dergelijke problematiek is niet eenvoudig op te lossen, zeker als landen buiten de EU het minder nauw nemen met de herkomst van hout en houtproducten.[72] Op het eerste gezicht lijkt een eenvoudige oplossing het verbieden van import van hout uit landen die in de top tien van de meest corrupte landen staan. Maar dit leidt er waarschijnlijk slechts toe dat de herkomst van het hout op papier verplaatst wordt naar andere landen. Dat gebeurt nu ook al.[73] Van groot belang is derhalve dat de aanpak van ontbossing en bosdegradatie ook plaatsvindt in de landen van herkomst. Het opbouwen van contacten en vertrouwen is daarvoor van belang, evenals delen van kennis, ervaring en ondersteuning.[74] In de preambule van de Verordening wordt dit ook onderkend en wordt benoemd dat de uitdagingen op het gebied van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies alleen met wereldwijde maatregelen kunnen worden aangepakt.[75] Van belang is bovendien dat de EU niet de enige markt voor hout is, dus gezamenlijk optrekken met andere belangrijke houtafnemende landen buiten de EU is ook nodig. Ten slotte zou meer aandacht gegeven kunnen worden aan het inzetten op herplanting en herstel van bossen. Kortom, er is nog veel werk te verzetten.[76]
7. Conclusie
In dit artikel is de Verordening ontbossingsvrije producten onderzocht. Is er sprake van een positieve ontwikkeling? Ik meen dat dat het geval is. De toevoegingen die de Verordening brengt zoals de ruimere reikwijdte en het feit dat de Verordening zich richt op het toestaan van duurzaam (geproduceerd) hout en niet slechts op het tegengaan van illegaal gekapt hout, zijn nuttige aanvullingen op de regels die al golden. Dat neemt niet weg dat beseft moet worden dat het bewerkstelligen van regelgeving alleen niet voldoende is om ontbossing en bosdegradatie tegen te gaan. Adequate uitvoering en handhaving, het opbouwen van contacten en vertrouwen in de landen van herkomst is daarvoor ook van belang, evenals het delen van kennis, ervaring en ondersteuning, en het gezamenlijk optrekken met andere belangrijke houtafnemende landen buiten de EU. Ten slotte zou meer aandacht gegeven kunnen worden aan het inzetten op herplanting en herstel van bossen.
[1] Harold Koster is verbonden aan de afdeling Ondernemingsrecht van de Universiteit Leiden. Zijn onderzoek vindt plaats binnen het Business & Law Research Network (BLRN).
[2] Voor nadere duiding van deze consequenties, zie pararagraaf 3 alsmede het rapport van het Global Forest Action Panel over illegaal hout gepresenteerd op de VN top inzake biodiversiteit in Cancun in december 2016. Zie Illegal Logging and Related Timber Trade – Dimensions, Drivers, Impacts and Responses: A Global Scientific Rapid Response Assessment Report, ed. Daniela Kleinschmit, Stephanie Mansourian, Christoph Wildburger, Andre Purret, december 2016. Het rapport is online te vinden via: https://www.iufro.org/media/fileadmin/publications/world-series/ws35-low-res.pdf.
[3] Nummer 15: beschermde ecosystemen, bossen en biodiversiteit. De Sustainable Development Goals, afgekort SDG, zijn in 2015 door de Verenigde Naties vastgesteld als de mondiale duurzame ontwikkelingsagenda voor 2030.
[4] Zoals door corruptie en veiligheidsissues.
[5] Zie W.Th. Douma en M. van der Kooij, Juridische aspecten van de strijd tegen illegaal gekapt hout op mondiaal niveau, in de EU en in de VS, in: red. J.M. Bazelmans, W.Th. Douma e.a., Duurzame handel in juridisch perspectief, Den Haag: Boom 2014, p. 192 die zich baseren op een document van de Europese Commissie. Zie ook Grondstofimporteurs bezorgd over ontbossingsregels EU, FD 6 mei 2024.
[6] Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, Wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw, Voorstel voor een EU-actieplan, COM(2003)251, 21 mei 2003, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52003DC0251.
[7] Verordening (EG) nr. 2173/2005 van 20 december 2005 inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap.
[8] Zie https://www.nvwa.nl/onderwerpen/import-van-hout-en-houtproducten/flegt-vergunning-voor-import-van-hout. Zie voorts W. Th. Douma, Vervanging van de EU-Houtverordening door de EU-Verordening ontbossingsvrije producten: van de regen in de drup?, in: Vereniging Milieurecht, Duurzame handelsketens en het recht: een decennium later, Den Haag: Boom 2024, p. 108.
[9] Verordening (EU) nr. 995/2010 van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen.
[10] Europese Commissie, Evaluation of Regulation (EU) No 995/2010 of the European Parliament and of the Council of 20 October 2010 laying down the obligations of operators who place timber and timber products on the market (the EU Timber Regulation), SWD(2016) 34 final.
[11] Ontbossing is de vernietiging van bossen opdat het land voor andere doeleinden kan worden gebruikt. Bosdegradatie houdt in dat oerbossen of wilde bossen worden omgezet naar aangeplante bossen of landbouwgrond. Dit schaadt de biodiversiteit en de kwaliteit van de bossen.
[12] Zie preambule Verordening overweging 1.
[13] Zie preambule Verordening overweging 1.
[14] Een koolstofput is een koolstofreservoir dat meer koolstofhoudende verbindingen opneemt dan dat het uitstoot. Een bos is een koolstofreservoir, omdat het over koolstofhoudende verbindingen beschikt in de vorm van hout. Wanneer een bos toeneemt in biomassa is het een koolstofput. Een bos wordt echter een koolstofbron wanneer het afneemt in biomassa. Koolstofputten spelen een belangrijke rol in de koolstofcyclus omdat zij CO2 uit de lucht halen en daarmee de opwarming van de aarde.
[15] Zie preambule Verordening overweging 1.
[16] Zie website Wereld Natuur Fonds: https://www.wwf.nl/wat-we-doen/focus/bossen/ontbossing.
[17] Zie bijvoorbeeld: Illegale houtkap bedreigt bos in Congo’s Virungapark, het leefgebied van de berggorilla’s, De Volkskrant 6 februari 2023.
[18] Zie het speciaal verslag over klimaatverandering en land van 2019 van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC).
[19] Zie preambule Verordening overweging 2.
[20] Zie preambule Verordening overweging 2.
[21] Zie preambule Verordening overweging 2.
[22] Zie preambule Verordening overweging 2.
[23] Resolutie van het Europees Parlement van 22 oktober 2020 met aanbevelingen aan de Europese Commissie betreffende een EU-rechtskader voor de beëindiging en ommekeer van door de EU bevorderde ontbossing op wereldniveau.
[24] Zie preambule Verordening overweging 8.
[25] Zie preambule Verordening overweging 5.
[26] Resolutie van het Europees Parlement van 22 oktober 2020 met aanbevelingen aan de Europese Commissie betreffende een EU-rechtskader voor de beëindiging en ommekeer van door de EU bevorderde ontbossing op wereldniveau.
[27] N. Derbali, CBS-onderzoek: Nederland levert als grootste EU-importeur van soja, palmolie en cacao forse bijdrage aan ontbossing, NRC Handelsblad 28 september 2023. Zie voor cijfers over andere landen het rapport van het Wereld Natuur Fonds uit 2022 genaamd Risky Business.
[28] Zie over de EU-Houtverordening onder meer A.M.C.C. Tubbing, Fout Hout aan banden gelegd door Europese Houtverordening?, M&R 2013/73 afl. 6, W.Th. Douma en M. van der Kooij, Juridische aspecten van de strijd tegen illegaal gekapt hout op mondiaal niveau, in de EU en in de VS, in: red. J.M. Bazelmans, W.Th. Douma e.a., Duurzame handel in juridisch perspectief, Den Haag: Boom 2014.
[29] Zie preambule, overweging 14 EU-Houtverordening en art. 2 onder 2 Verordening.
[30] Zie preambule, overweging 15 en 21 en art. 2 onder 3, 7, 8 en 13 Verordening.
[31] Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES), is een door 175 landen getekend verdrag dat ervoor zorgt dat internationale handel het bestaan van circa 34.0000 planten- en diersoorten niet in gevaar brengt. In Nederland zijn de bepalingen uit het CITES-verdrag verwerkt in de Flora- en Faunawet.
[32] Art. 2 EU-Houtverordening.
[33] Art. 2 EU-Houtverordening.
[34] Art. 5 EU-Houtverordening.
[35] Art. 6 EU-Houtverordening.
[36] Art. 5 EU-Houtverordening.
[37] Art. 4 en 6 EU-Houtverordening.
[38] Art. 4 EU-Houtverordening.
[39] Art. 6 lid 1 EU-Houtverordening.
[40] Art. 6 EU-Houtverordening.
[41] Art. 6 EU-Houtverordening.
[42] Art. 6 EU-Houtverordening.
[43] Art. 6 EU-Houtverordening.
[44] Art. 6 lid 1 EU-Houtverordening.
[45] Art. 7 en 8 EU-Houtverordening.
[46] Een voorbeeld is Preferred by nature (voorheen Nepcon).
[47] Art. 10 EU-Houtverordening.
[48] Preambule, overweging 19, 21 en 22 EU-Houtverordening.
[49] https://www.nvwa.nl/onderwerpen/import-van-hout-en-houtproducten/rol-nvwa.
[50] Zie hierover ook S.A. Verkerk, Hoe handhaafbaar wordt de nieuwe IMVO-wetgeving en welke lessen biedt de handhavingspraktijk van de Europese Houtverordening?, NTS 2023/03.
[51] Dit op basis van art. 8 lid 4 en 12 lid 2 EU-Houtverordening.
[52] Zie voor een bespreking van jurisprudentie A.M.C.C. Tubbing en W.Th. Douma, Ontwikkelingen in de aanpak van fout hout: de actuele stand van zaken rond EUTR en FLEGT, M&R 2017/134.
[53] Förvaltningsrätten Jönköping 5 oktober 2016, zaak nr. 2095-16, Almträ Nordic AB/Skogsstyrelsen, niet gepubliceerd en kenbaar uit A.M.C.C. Tubbing en W.Th. Douma, Ontwikkelingen in de aanpak van fout hout: de actuele stand van zaken rond EUTR en FLEGT, M&R 2017/134.
[54] Stichting Greenpeace Nederland/Staatssecretaris van Economische Zaken, Rechtbank Amsterdam 4 juli 2017, ECLI:NLRBAMS:2017:4926.
[55] Zie Rb. Noord-Holland 24 mei 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:4474; Rb. Amsterdam 4 juli 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:4926; Rb. Den Haag 9 januari 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:473 en Rb. Amsterdam 15 april 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1959.
[56] Zie A.M.C.C. Tubbing en W.Th. Douma, Ontwikkelingen in de aanpak van fout hout: de actuele stand van zaken rond EUTR en FLEGT, M&R 2017/134, par. 3.5.
[57] Rechtbank Amsterdam 12 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7435; ECLI:NL:RBAMS:2022:7442; en ECLI:NL:RBAMS:2022:7438.
[58] Europese Commissie, Evaluation of Regulation (EU) No 995/2010 of the European Parliament and of the Council of 20 October 2010 laying down the obligations of operators who place timber and timber
products on the market (the EU Timber Regulation), SWD(2016) 34 final.
[59] Zie https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2187440-veerman-bleker-er-is-te-veel-bezuinigd-op-de-nvwa.
[60] Zie W. Th. Douma, Vervanging van de EU-Houtverordening door de EU-Verordening ontbossingsvrije producten: van de regen in de drup?, in: Vereniging Milieurecht, Duurzame handelsketens
en het recht: een decennium later, Den Haag: Boom 2024, p. 110.
[61] De inwerkingtreding van de Verordening is eind 2024 met een jaar uitgesteld. Ingangsdatum is nu 30 december 2025 voor grote ondernemingen en 30 juni 2026 voor micro- en kleine bedrijven.
[62] Preambule, overweging 13, 14, 19, 20, 21 en 22 Verordening.
[63] Zie art. 3 Verordening.
[64] Voor MKB-handelaren gelden minder eisen. Zie daarvoor art. 5 leden 2 en 3 Verordening.
[65] Zie N. Dobson, De EU als bossenwaakhond: van vrijwillige partnerschappen naar autonome standaarden, Ars Aequi juli/augustus 2022.
[66] Art.31 Verordening.
[67] Art.32 Verordening. In de MvT bij Wet uitvoering verordening ontbossingsvrije grondstoffen en producten is hierover genoemd dat in Nederland de toegang tot de bestuursrechter geregeld is in de Algemene wet. bestuursrecht en dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. En dat onder belanghebbende in art. 1:2 Awb wordt verstaan: “degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken”. Het is de vraag of hiermee voldoende de door de Verordening vereiste toegang tot de rechter is gewaarborgd, met name met betrekking tot de toetsing van het handelen of het verzuim van de bevoegde autoriteit de NVWA.
[68] Stb. 2024, 242.
[69] Art 25 lid 2 Verordening.
[70] Art 25 lid 2 Verordening.
[71] Art 32 Verordening.
[72] Verdedigers van milieugerelateerde mensenrechten, die streven naar de bescherming en bevordering van de
mensenrechten met betrekking tot het milieu, onder meer water, lucht en land, zijn bovendien vaak het doelwit van vervolging of dodelijke aanslagen. Die aanslagen zijn in onevenredige mate gericht tegen inheemse volkeren. Zie preambule Verordening overweging 7.
[73] Zie hierover T. Boekhout van Solinge, Georganiseerde houtcriminaliteit in de Braziliaanse Amazone, Tijdschrift voor Criminologie 2018/60.
[74] Een belangrijke andere stap is de oprichting van het EU-waarnemingscentrum voor ontbossing, bosdegradatie, veranderingen in de wereldwijde bosbedekking en de daaraan ten grondslag liggende factoren (‘EU-waarnemingscentrum’. Het EU-waarnemingscentrum moet, voortbouwend op bestaande monitoringinstrumenten, de toegang tot informatie over toeleveringsketens vergemakkelijken voor overheidsinstanties, consumenten en bedrijven, door gemakkelijk te begrijpen gegevens en informatie te verstrekken die ontbossing, bosdegradatie en veranderingen in de wereldwijde bosbedekking in verband brengen met de vraag naar en de handel in grondstoffen en producten in de EU.
[75] Overweging 24.
[76] Zie ook R. Schuttenhelm, Herstel bossen kan flink bijdragen aan klimaatverbetering, maar geduld vereist, NOS Nieuws, 13 november 2023, zie https://nos.nl/collectie/13871/artikel/2497723-herstel-bossen-kan-flink-bijdragen-aan-klimaatverbetering-maargeduld-vereist.
Keywords
Auteur(s)

Hoogleraar ondernemingsrecht aan de Universiteit Leiden
