De klimaatzaak van Milieudefensie tegen ING: een eerste observatie van de standpunten van Milieudefensie
Blog
Op 28 maart 2025 heeft Milieudefensie samen met ruim 30.000 mede-eisers een dagvaarding laten betekenen aan ING. De inzet: ING dwingen haar bedrijfsvoering en financieringsbeleid in lijn te brengen met de klimaatdoelen van het Akkoord van Parijs. Eerder al – op 19 januari 2024 – had Milieudefensie per brief aangekondigd te zullen procederen indien ING haar beleid niet structureel aanpast. De actie werd ondersteund door een publieke campagne, waarbij zich in de eerste week meer dan 9.000 mede-eisers aansloten.
De vordering van Milieudefensie vertoont parallellen met de vordering van Milieudefensie tegen Shell. In die zaak oordeelde het hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2024:2099) dat een onderneming onder omstandigheden gehouden kan zijn tot het nemen van maatregelen ter beperking van broeikasgasemissies, mede gelet op haar maatschappelijke zorgplicht. In de procedure tegen ING wordt nu de vraag voorgelegd of een systeembank, gelet op haar rol in het financieren van emissie-intensieve activiteiten, gehouden kan zijn tot het reduceren van de zogenoemde “gefinancierde uitstoot” in lijn met internationale klimaatdoelen.
Feiten en context volgens Milieudefensie
Volgens Milieudefensie zijn de klimaatdoelen duidelijk: om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5°C, moet de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen met 43% dalen in 2030, 60% in 2035 en moet in 2050 netto-nul worden bereikt (t.o.v. 2019). Deze reductiepaden zijn volgens het Intergovernmental Panel on Climate Change het absolute minimum om catastrofale klimaatverandering te voorkomen.
Milieudefensie stelt dat ING, als internationale bank met miljarden aan uitstaande financiering in CO₂-intensieve sectoren zoals luchtvaart, staal en fossiele brandstoffen, een significante bijdrage levert aan de mondiale emissies. ING’s huidige beleid zou volgens Milieudefensie ontoereikend zijn, omdat het geen absolute emissiereductiedoelstellingen bevat, maar zich baseert op intensiteitsmetingen (emissies per geleende euro), wat in de praktijk ruimte laat voor absolute emissiegroei.
Rol van niet-statelijke actoren
Milieudefensie benadrukt dat de aanpak van klimaatverandering niet alleen een taak van overheden is. Juist niet-statelijke actoren, zoals banken, hebben de capaciteit én verantwoordelijkheid om de noodzakelijke omslag mogelijk te maken. In internationale kaders wordt hun rol expliciet erkend. Investeringen en financiering bepalen in grote mate of emissiearme technologieën opschalen en fossiele projecten worden uitgefaseerd.
De dagvaarding verwijst in dit kader onder meer naar het IPCC, het Internationaal Energieagentschap (“IEA”) en de UN High-Level Expert Group on Net-Zero Commitments, die allemaal oproepen tot onmiddellijke stopzetting van financiering van nieuwe olie- en gasprojecten.
Juridische grondslag en toepasselijk recht
Centraal in de juridische argumentatie van Milieudefensie staat de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm ex artikel 6:162 BW. Volgens Milieudefensie heeft ING als grote systeembank een verhoogde zorgplicht om geen onaanvaardbare gevaren in het leven te roepen of voort te laten bestaan – zoals het faciliteren van gevaarlijke klimaatverandering door financiering van fossiele expansie.
Milieudefensie betoogt dat toepassing van Nederlands recht evident is, ook op grond van de Rome II-Verordening. Volgens Milieudefensie is zowel het Handlungsort als het Erfolgsort in Nederland. Zo vinden de relevante gedragingen (kredietverlening en investeringsbeleid) plaats in Nederland, waar het hoofdkantoor van ING gevestigd is (Amsterdam), en doet het schadelijke gevolg (klimaatschade) zich in Nederland voor (Milieudefensie komt in deze zaak op voor de belangen van de Nederlandse inwoners).
Mensenrechten en indirecte horizontale werking
Een belangrijk element in de dagvaarding is de nadruk op mensenrechten en de indirecte horizontale werking daarvan.
In deze zaak tegen ING stelt Milieudefensie dat de mensenrechtenverplichtingen indirecte horizontale werking hebben, hetgeen betekent dat ook niet-statelijke actoren zoals ING aansprakelijk kunnen zijn voor schendingen van fundamentele rechten. De bescherming van leven en privéleven op grond van artikel 2 en 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (“EVRM”), net als de UN Guiding Principles on Business and Human Rights en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, zijn in dat verband volgens Milieudefensie mede richtinggevend voor de invulling van de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm ex artikel 6:162 BW.
Op grond van die indirecte horizontale werking van mensenrechten, rust op ING als systeembank de zorgplicht om effectieve bescherming te bieden tegen gevaarlijke klimaatverandering.
De zaak bouwt daarmee voort op het Shell-arrest van het hof Den Haag, waarin het hof onder meer oordeelde dat mensenrechten, waaronder het recht op bescherming tegen gevaarlijke klimaatverandering, in privaatrechtelijke verhoudingen kunnen doorwerken via open normen, zoals de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt (ECLI:NL:GHDHA:2024:2099. Eerder al was overigens al in zaken zoals Urgenda (ECLI:NL:HR:2019:2006) en KlimaSeniorinnen (ECLI:CE:ECHR:2024:0409JUD005360020) door de Hoge Raad respectievelijk het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de verplichting van staten aangenomen om passende maatregelen te treffen tegen de dreiging van gevaarlijke klimaatverandering op grond van artikel(en 2 en) 8 EVRM.
Inhoudelijke bezwaren tegen het klimaatbeleid van ING
Milieudefensie stelt dat het huidige beleid van ING tekortschiet. Milieudefensie meent dat:
- er bij ING absolute reductiedoelen ontbreken;
- ING fossiele projecten blijft financieren;
- de door ING gebruikte meetmethodes (intensity metrics) ruimte laten voor stijgende absolute emissies;
- ING geen concrete strategie heeft om financiering af te bouwen in sectoren die afwijken van de doelstelling van maximaal 1,5°C opwarming.
Na brieven in januari 2024 en januari 2025 en een periode van overleg, stelde Milieudefensie vast dat de verschillen onoverbrugbaar bleken en procederen onvermijdelijk was geworden.
De eisen van Milieudefensie (samengevat)
Milieudefensie eist dat ING:
- haar totale gefinancierde uitstoot in 2030 halveert, en deze daarna verder vermindert in lijn met klimaatwetenschap;
- emissiereducties realiseert in negen vervuilende sectoren, conform het Net Zero Emissions-scenario van het IEA;
- per direct stopt met financiering van nieuwe olie- en gasprojecten;
- van alle grote zakelijke klanten eist dat zij een goed klimaatplan hebben, in lijn met de doelen van het Akkoord van Parijs.
Slotopmerking
De dagvaarding tegen ING past binnen een bredere ontwikkeling in de klimaatrechtspraktijk, waarin niet alleen staten, maar ook private partijen worden aangesproken op hun rol in klimaatverandering. In de procedure tegen ING staat de vraag centraal in hoeverre er in dat kader verplichtingen gelden voor financiële instellingen, met name in hun hoedanigheid van financier van CO₂-intensieve sectoren. Milieudefensie beoogt hiermee de reikwijdte van de zorgvuldigheidsnorm uit artikel 6:162 BW nader te laten preciseren. De uitkomst van deze zaak kan mogelijk richtinggevend zijn voor de verdere ontwikkeling van klimaataansprakelijkheid onder Nederlands recht en voor vergelijkbare discussies in andere rechtsstelsels.
Keywords
Auteur(s)
