
Klimaatrechtspraak op wereldschaal: het Internationaal Gerechtshof wijst baanbrekend advies over klimaataansprakelijkheid staten
Blog
Op 23 juli 2025 heeft het Internationaal Gerechtshof (het “Hof”) zijn langverwachte advisory opinion uitgebracht over de verplichtingen van staten in het licht van klimaatverandering. De opinie werd unaniem aangenomen – wat zeldzaam is in de geschiedenis van het Hof – en markeert een juridisch kantelpunt in het internationale klimaatrecht.
De opinie is uitgebracht op verzoek van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (“AV”), die op 29 maart 2023 resolutie 77/276 aannam. In die resolutie verzocht de AV het Hof om advies over twee vragen: (1) wat zijn de verplichtingen van staten onder het internationaal recht ter bescherming van het klimaat, en (2) wat zijn de rechtsgevolgen wanneer staten die verplichtingen schenden, in het bijzonder jegens kwetsbare staten en toekomstige generaties?
Feiten en context
Het verzoek aan het Hof werd ingediend met brede steun van meer dan 130 staten. De procedure kende een grote participatie: 96 staten en 11 internationale organisaties namen deel aan de openbare hoorzittingen in december 2024. Nooit eerder in zijn bijna 80-jarige geschiedenis behandelde het Hof een kwestie met zo’n mondiale betrokkenheid.
Deze opinie past in de groeiende jurisprudentiële trend waarin rechterlijke organen – op internationaal niveau het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Cannavacciuolo and Others v. Italy en op nationaal niveau de Hoge Raad in de zaak van Stichting Urgenda tegen de Nederlandse Staat – zich uitlaten over de verplichtingen van staten en private actoren bij de aanpak van klimaatverandering.
Verplichtingen van staten onder internationaal recht
Het Hof oordeelt dat staten onder verschillende regimes juridisch bindende verplichtingen hebben om het klimaatstelsel en andere delen van het milieu te beschermen tegen door mensen veroorzaakte broeikasgasemissies. Deze verplichtingen vloeien voort uit:
- Verdragsrecht: Staten die partij zijn bij het VN-Klimaatverdrag, het Kyoto Protocol en het Akkoord van Parijs zijn verplicht maatregelen te nemen ter mitigatie van en adaptatie aan klimaatverandering. Annex I-landen bij het VN-Klimaatverdrag hebben extra verplichtingen om het voortouw te nemen in de strijd tegen klimaatverandering door hun uitstoot van broeikasgassen te beperken en hun putten en reservoirs van broeikasgassen te vergroten.
- Algemeen volkenrecht: Staten hebben op basis van gewoonterecht de zorgplicht om significante schade aan het milieu te voorkomen. Zij moeten daartoe met due diligence optreden tegen schadelijke activiteiten onder hun rechtsmacht, inclusief die van private actoren.
- Samenwerkingsverplichtingen: Staten moeten in goed vertrouwen samenwerken in het kader van multilaterale milieuverdragen, zoals het Biodiversiteitsverdrag, het Zeerechtverdrag (UNCLOS) en het Protocol van Montreal.
- Mensenrechten: Staten hebben verplichtingen onder internationaal mensenrechtenrecht om de uitoefening van fundamentele rechten, zoals het recht op leven en privéleven, effectief te waarborgen – ook door het klimaat en dus een schone en gezonde leefomgeving te beschermen.
Rechtsgevolgen bij schending
Een schending van deze verplichtingen levert een internationaal onrechtmatige daad (internationally wrongful act) op. Het Hof stelt dat de volgende rechtsgevolgen gelden:
- Stopzetting van de onrechtmatige gedraging (bijvoorbeeld voortgaande fossiele subsidies of vergunningverlening);
- Garantie van niet-herhaling, indien nodig;
- Volledige genoegdoening aan benadeelde staten, in de vorm van herstel, compensatie of genoegdoening, mits een voldoende direct en zeker causaal verband aantoonbaar is.
Belangrijk is dat het Hof benadrukt dat ook omissies, zoals het nalaten van regulering van emissie-intensieve sectoren, onder omstandigheden kunnen leiden tot staatsaansprakelijkheid. Daarbij geldt dat staten ook verantwoordelijk kunnen zijn voor schade veroorzaakt door private actoren, indien zij onvoldoende regulerend of handhavend optreden.
Erga omnes en toekomstige generaties
Het Hof stelt vast dat de bescherming van het klimaat een zaak van gemeenschappelijk belang is (erga omnes partes). Dit betekent dat iedere staat belanghebbend is bij de naleving van de kernverplichtingen onder de klimaatverdragen, en bevoegd is om schendingen daarvan aan de orde te stellen.
Ten aanzien van de rechten van toekomstige generaties benadrukt het Hof dat staten bij het uitvoeren van hun verplichtingen rekening moeten houden met intergenerationele rechtvaardigheid. De belangen van toekomstige generaties vormen volgens het Hof een relevant interpretatiekader bij de invulling van open normen zoals due diligence en equity.
Causaliteit in het klimaatrecht
Het Hof erkent dat klimaatverandering een cumulatief en grensoverschrijdend fenomeen is. Toch stelt het dat het causaal verband tussen staatsgedrag (actie of nalaten) en klimaatschade in concreto vastgesteld kan worden, mede op basis van wetenschappelijke data over historische en huidige emissiebijdragen. De complexiteit van collectieve bijdrage sluit aansprakelijkheid niet uit.
Slotbeschouwing
Met deze opinie bevestigt het Hof dat staten juridisch afdwingbare verplichtingen hebben om klimaatverandering tegen te gaan. De opinie onderstreept dat deze verplichtingen niet vrijblijvend zijn en voortvloeien uit verdragsrecht, gewoonterecht en mensenrechtenverdragen.
De opinie is niet juridisch bindend, maar heeft gezaghebbende waarde. Voor rechters wereldwijd biedt het een richtinggevend kader voor de invulling van staatsverantwoordelijkheid in klimaatcontext. Voor klimaatactivisten, staten en getroffen gemeenschappen vormt het een juridische referentie om staten ter verantwoording te roepen.
Met deze opinie neemt het Hof nadrukkelijk deel aan het mondiale debat over klimaataansprakelijkheid en beoogt het, zoals het zelf opmerkt, dat het recht richtinggevend kan zijn voor sociale en politieke actie tegen de klimaatcrisis. De vraag is nu niet óf staten moeten handelen, maar of zij dat tijdig en toereikend zullen doen.
Keywords
Auteur(s)
